Terug naar Ghana
Door: Nico Beentjes
Blijf op de hoogte en volg Nico
04 September 2009 | Nederland, Drachten
Voor ik het vergeet: Mahamoudou is een man die me in 2007 van straat plukte toen ik net op het punt stond een donker bos in te lopen om er in m'n tentje te overnachten (“low-budget” betekend: geen hotelovernachtingen). Hij zei dat het niet zo'n goed idee was, want dat bos zat vol met slangen en boeven. Nou zitten bossen daar 's nachts altijd vol mee, vooral als je er nog nooit in het donker voet hebt gezet, wat met Mahamoudou natuurlijk het geval was, maar ik ben toch met hem meegegaan, en heb mijn tentje op zijn erf opgezet. We hebben contact gehouden, en ik ben begonnen de kaartjes die hij maakt hier in Nederland voor hem te verkopen. De lokale Wereldwinkel wil wel, maar kan niet. Dus als iemand nog een of meerdere leuke kaartjes met typisch Afrikaanse tafereeltjes voor een zacht prijsje van een euro per stuk van me wil overnemen, stuur even een berichtje. Ik heb er nog 300!
Mahamoudou zat net op zwart zaad toen ik dit jaar in Ouaga kwam, dus een voorschotje van 50 euro kwam hem heel goed uit! Zo zijn er nog wel meer die een “voorschotje” hebben gekregen, dus heeft mijn bankrekening op het moment veel weg van een geplukte kip. Gelukkig heb ik een baan (nog wel).
Afscheid genomen van Mahamoudou (biertje gedronken), Aicha (van alles op het hart gedrukt), haar man Tonton (gaf me een Afrikaans pak), de huishoudster Salamata (die moest altijd giechelen als ik haar kniebuiginkje nadeed bij het handenschudden) en de zoon van Aicha en Tonton, Steven, die diep bedroefd was dat zijn speelkameraad Nico vertrok en hij dus weer veroordeeld was tot die stomme tekenfilms op TV. Ja, TV, want Aicha en haar man zijn er relatief goed aan toe: Huis met badkamer en westerse WC (Joepie!), garage met auto, huishoudster, scooter, computer met internetverbinding, privéles Frans voor Steven. Dus geen doorsnee gezin, lijkt me zo, maar wel met mogelijkheden om iets met de PC-middelen te gaan doen. Er rolden dikke tranen over Stevens wangen toen ik hem gedag zei bij het busstation van de Rakita. Wat een kereltje!
De reis naar Ghana ging als volgt: Met de bus 200 km naar Pô (niet te verwarren met Pâ), de laatste grote plaats voor de Ghanese grens. Dan een taxi naar het grensplaatsje. Even dag zeggen bij de paspoortcontrole, dan een kilometer door niemandsland, dan bij de Ghanese paspoortcontrole naar binnen (die hadden paspoortscanners, alleen lukte het niet mijn paspoort te scannen, nou, dan maar zonder) en in het Ghanese grensdorp Paga weer een taxi naar Bolgatanga. Dus gauw 80 km. met de taxi. In Nederland zou het niet in me opkomen. Hier kost het minder dan ons openbaar vervoer!
In Bolga een tijdje wachten tot de Trotro vol was, wat goed uitkwam, want op het busstation lopen altijd wel wat verkopers rond die bevroren aardbeien-yoghurt aan de mens proberen te brengen. Dat had ik in Burkina gemist. En naast het station was een boom die vol zat met nesten van de wevervogel (zie foto), een prachtgezicht, die knalgele beestjes!
De Trotro naar Tamale vertrok om een uur of drie. In Tamale, de grootste stad in het noorden van Ghana, wilde ik Patience en Lawrencia opzoeken, twee vriendinnen die ik nog kende van 1994 en ook in 2007 weer had opgezocht. Ik heb nog een prachtig videootje van ze, eens kijken of het me lukt dat aan dit verhaal te plakken. Het kwam er alleen niet van ze te bezoeken, want de Trotro zou Tamale pas in het donker bereiken, en ik kon de dames niet te pakken krijgen via m'n mobiel (die het in Ghana weer deed, gelukkig). Dus heb ik me na Pong-Tamale, vlak bij Savelugu, laten afzetten om een plekje te zoeken voor de nacht. Dat doe ik wel vaker, heerlijk slapen in de vrije natuur. Ik zorg wel dat er mensen in de buurt zijn, want ik weet natuurlijk niet altijd wat de lokale situatie is. In 2007 heb ik een keer in een bos geslapen aan de rand van het Mole-reservaat, het grootste in Ghana, en de volgende dag kwam ik erachter dat de olifanten maar drie kilometer verderop waren. De leeuwen waren gelukkig heel wat verder.
Die avond bij Savelugu liep ik de eerste zijweg in, om aan het eind van het pad bij een weeshuis terecht te komen. IK begreep direct dat het om een weeshuis moest gaan, omdat ik veel kinderen zag en een vrouw die een slapend kind wakker probeerde te maken door het met een doekje op het hoofd te slaan. Dat is nou niet bepaald de meest liefdevolle manier om iemand uit dromenland te halen. Ik zie het beeld nóg voor me: Na de derde poging stond het kind heel plotseling op, en wreef zich de slaap uit de ogen. Het was een klein meisje. Wat moet zo'n kindje allemaal niet missen.
Ik maakte contact met een man, maar inmiddels had ik het hele weeshuis al om me heenstaan. Ik vroeg of ik ergens mocht overnachten, en ze wilden me al naar een gebouwtje brengen, maar ik gaf ze te kennen dat ik in het open veld wilde slapen. Dat begrepen ze niet. Dus liep ik naar een plekje dat me wel geschikt leek, en vroeg of ze daar wat geplant hadden. Dat was niet het geval. Vervolgens begon ik mijn magisch ritueel: Achtereenvolgens haalde ik een huis met een dak, een matras, een bed, een lamp en een fles water uit mijn rugzak, en toen dat allemaal op zijn plek stond was het ze duidelijk dat het wel zou lukken met die blanke man vannacht, zelfs al zou het gaan regenen. Een jongetje reageerde op een manier die ik niet verstond, maar het was perfect duidelijk, want hij lachte erbij. Het was zoiets als: “Er kan die blanke man helemaal niets gebeuren, want hij heeft alles wat nodig is om veilig de nacht door te brengen” En zo was het. Maar door zijn reactie begreep ik hoe belangrijk veiligheid en geborgenheid voor die kinderen moest zijn. Nou ja, voor welk kind eigenlijk niet?
Wel, regenen deed het, met bakken, bliksem en onweer! Midden in de nacht moest ik er uit om het dakzeil van de tent aan te brengen, en ik was nog maar net klaar, of de sluizen gingen open. Drie van die buien doorstaan, en 's morgens na het opstaan, vlak nadat ik die foto genomen had, kwam het nóg een keer naar beneden. De kinderen hadden me al bezig gezien met mijn ochtendritueeltjes van wassen en tanden poetsen, maar bleven netjes op afstand. Toen de bui begon, renden ze op me toe en hielpen me alle spullen in veiligheid onder dak te brengen. Wat een schatten! Dat zal je niet zo gauw meemaken op een camping in de Ardèche, dat je als eenzame zwerver door een stel weeskinderen in huis gehaald wordt! Het leek wel kerstmis, maar dan anders. En dat nog voor het ontbijt, op een vrijdagochtend!
Probleem, als je wild kampeert, is de volgende morgen weer transport te vinden. Onder m'n paraplu stond ik aan de kant van de weg te wachten tot er iets van openbaar vervoer langskwam, of misschien wel een lift. Het werd een taxi. Zo te zien zat hij al vol, maar de mevrouw op de voorstoel wilde die wel met mij delen, en in de kofferbak is altijd ruimte, hij kan dan wel niet meer dicht, maar een touwtje doet wonderen. In de taxi regende het onderweg ook een beetje, want niet alles was meer waterdicht. De voorruit veegden we af en toe schoon, want natuurlijk deed de blazer het niet meer. Vandaar dat iedere chauffeur in Ghana altijd een ouwe lap bij zich heeft. Ik noem dit soort details soms maar eens op, maar er zijn er honderden. Alles is anders in Ghana, en ik hoop dat ik dat gevoel een beetje kan overbrengen.
In Tamale ben ik op het busstation gebleven, om te wachten tot de Trotro naar Kumasi zou vertrekken. De enige bus was al vol en ik mocht er echt niet bij. Maar of het nu kwam omdat het regende, of door een andere reden, het wilde niet vlotten. Pas een uur na mij kwam er weer iemand opdagen die mee wilde, en toen was er nog één plekje over. Als dat nog een uur ging duren..... Maar natuurlijk! Ik had de oplossing! Ik liep naar de kaartjesman en vroeg hem mij het laatste kaartje te verkopen. 8 Ghana Cedi, dus 4 Euro, voor een reis van 250 km. En vertrokken waren we, tot mijn grote opluchting, en die van mijn medereizigers.
Op de weg naar het noorden had ik nog een keer wild gekampeerd. Daar heb ik niet over geschreven, want ik had gewoon geen tijd. Toch wil ik het gebeuren opnoemen: In de bus, zo'n hele grote touringcar als bij ons, was ik vertrokken uit Kumasi naar Sawla, om Sule te bezoeken. We waren al een aardig stukje op weg, voorbij Techiman en Wenchi, op de weg naar Bole, net voorbij het dorp Branam, toen de bus het begaf. Dat kwam eigenlijk wel goed uit, want de zon was net bezig met een prachtige dagafsluiting, waar ik eigenlijk graag een fotootje van wilde maken (zie fotootje). Het zag er naar uit dat de chauffeur en de “mate” (de maat), die zich hadden ontpopt als monteurs, nog wel even bezig zouden zijn. Ach, waarom er niet het beste van gemaakt? Ik vroeg mijn bagage uit de buik van de bus en ging er van door. De passagiers zeiden dat ik dat niet moest doen, want dat zou hen ongeluk brengen. Ik zei dat dat hun probleem was, en was vertrokken.
Een stukje terug had ik een zijweg gezien, die ik insloeg, en al snel kwam ik bij bewoonde, redelijk moderne Ghanese huizen. Dat was op zich vreemd, want verder was het een gat, het eerste dorp was gauw 10 km. verderop. Het bleek dat dit de overblijfselen waren uit de tijd dat Ghana vriendelijke betrekkingen met de Sovjet-Unie had, de bungalows waren daar neergezet in het kader van een modelboerderij-project. Niet alles was meer bewoond, maar het leek me toch raadzaam de mensen even te begroeten en van mijn bedoelingen op de hoogte te stellen. Het eerst maakte ik contact met Gladys en Sam, die met hun gezin een huis betrokken hadden en leefden van de teelt van bonen, en nog iets dat ik vergeten ben. Gladys en de kinderen brachten me, net als in Savelugu, naar een kamer in een ander huis waar ik kon slapen. Ik gaf ze te kennen dat ik in de tent, in het 3000-sterren-hotel wilde slapen, en vond een plekje naast een oeroude boom. Ik lag net in mijn slaapzakje toen ik de bus hoorde wegrijden.
'S morgens na het opstaan een wandeling in de omgeving gemaakt – inderdaad, er werden daar serieuze pogingen gedaan om zoveel mogelijk bonen te laten groeien, maar de indeling van de akker leek iets meer op hoe het er in Nederland uitzag voordat Sikko Mansholt het roer in handen kreeg. Afscheid van de familie genomen, alle kinderen een speeltje gegeven, oma ook, die wilde ook graag een ballon, en Gladys een flesje met het malariamiddel, ruim voldoende voor iedereen die daar woonde, en een gebruiksaanwijzing. Toen ik eenmaal weer aan de weg stond, kwam Sam nog even vragen waarom ik ze het aidsmiddel (stond op de gebruiksaanwijzing) niet had gegeven. Uitgelegd dat dat middel alleen onder supervisie verstrekt werd, en dat als hij iemand met aids kende hij het best contact op kon nemen met Gabriel of Sule.
Sam ging, een klein meisje kwam en hield me gezelschap tot ik een lift kreeg. We deelden de chinese boterstengels die ik gisteren in Kumasi op het busstation had gekocht, maar verder werd ik weinig wijzer van haar, want ze sprak nog geen engels. Ze was slechts gekleed in een doek, die haar rug bloot liet, en omdat het frisjes was hebben we dat samen verholpen, zodat ze het lekker warm had. Nu beginnen koud en warm voor een Afrikaan bij andere temperaturen dan voor een Hollander, dus ging ik ervan uit dat ze het hartstikke koud had. Ik begon aan mijn Yoga-oefeningen, en de zeldzame auto of vrachtwagen hoorde ik drie kilometer van te voren al aankomen, tijd genoeg om in de benen te komen, de schoenen aan te doen en de duim op te steken. Aan het eind van de oefeningen waren er vier auto's gepasseerd zonder vaart te minderen, dus toen leek het me wel fijn als de volgende auto me meenam. Daar hoorde ik weer wat in de verte! Ik visualiseerde een enorm wit licht om me heen (kost niks, misschien helpt het), en ja hoor, ik had een lift, nota bene van een eerwaarde uit Wenchi, genaamd Barabas, die op weg was naar Bomboi om de mis op te dragen. Op mijn verzoek vroeg hij ook nog even hoe het meisje heette: Nefissa. Ik kan haar nog zó voor de geest halen.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley