……en hoe ik hem weer terugvond.
Door: Nico Beentjes
Blijf op de hoogte en volg Nico
26 Juni 2010 | Haïti, Port-au-Prince
Als je weet wie de boef is, dan hoef je hem alleen nog maar te pakken. Maar zo eenvoudig is het niet. Ik had de diefstal zelf niet gezien en er waren ook geen getuigen – voor zover ik weet. Dus leek het me het beste eerst maar eens ruggespraak te houden met Jean Fils, de aspirant priester die over dit kamp gaat. Met Johnny had ik natuurlijk voortdurend van gedachten gewisseld, maar ik had het gevoel dat ik een objectieve koele denker nodig had, en dat was Jean Fils.
Heel geduldig luisterde hij naar m’n verhaal. Toen vroeg hij me of hij er een nachtje over mocht slapen voor hij me vertelde wat hij ervan dacht. De volgende morgen – hij had weinig geslapen – spraken we elkaar weer. Hij vond dat ik het in alles bij het juiste eind had. Maar wat nu te doen? – ik had geen overtuigend bewijs. Mijn idee was Alismen gewoon te confronteren met wat ik dacht. Jean Fils adviseerde er tegen. “Laat het vallen, Nico, je bent die spullen kwijt”. Hij liet me vrij te doen wat ik wilde, maar ik voelde dat ik zijn advies moest opvolgen omdat ik in een mij onbekende sociale situatie zat. Je weet nooit wat je dan naar boven haalt, en daarbij, ik mag op geen enkele manier m’n missie in gevaar brengen. Jean Fils zei nog wel dat ik aan Alismen kon vragen mij te helpen de spullen terug te vinden, via zijn netwerk, en dat ik écht op hem rekende en hem totaal vertrouwde. Dat zou hem misschien motiveren een uitweg te vinden en mij op slinkse wijze de spullen terug te bezorgen. Hij zou ook voelen dat ik precies wist hoe de vork in de steel zat, zonder hem te beschuldigen of in het nauw te drijven. Ik zag het nut daarvan in, en zo heb ik het ook gedaan. Zonder resultaat.
Nou, zonder resultaat? Op een middag wilde ik met Johnny een nieuwe camera gaan kopen. Ik wist niet waar, dus had ik een gids nodig. Johnny had geen zin of tijd, en ik moest toch echt zo’n ding hebben voor m’n werk. Dus de eerste de beste puber die langskwam met oordopjes in, luisterend naar de radio via z’n mobieltje, vroeg ik of hij mij de weg wilde wijzen. Geen enkel probleem. Hij heette Matthieu. Hij bracht me eerst bij een winkeltje waar ze alleen een Kodak hadden met gewone batterijen – niks waard, want dan ben je voordurend op zoek naar stroom. Toen naar de Ninocell – een regelrechte electronica- en witgoedwinkel. Zowaar, daar hadden ze precies wat ik zocht, een Nikon met een oplaadbare batterij. Maar wel 210 U$. Oké, eerst naar huis, want ik had nog een reclamekrantje van zo’n winkel gepikt uit de wachtkamer van de bisschop. Daar stond toch niet helemaal in wat ik zocht. Wel 50 U$ goedkoper, maar dan toch liever die Nikon. Weer terug naar die winkel, met 200 dollar op zak. Eens kijken of ik er 10 U$ af kon pingelen. Winkel nét gesloten. “Maar ik wil een camera kopen”. “Kom dan maar binnen”. Pingelen lukte, 5 minuten later stonden we weer buiten, met een Nikon in een tasje, maar zonder geheugenkaart. Die konden we verderop in de straat wel kopen.
Maar daar was nog veel meer te koop: In glazen kastjes op de rand van de stoep verkochten ze nota bene ook digitale camera’s, mét toebehoren. Er stond zowaar een Olympus achter het glas te glimmen. Die moest 150 U$ kosten! “Kom op, terug naar die winkel”. “Je gelooft toch niet dat je je geld terugkrijgt?!”, zei Matthieu. “We hebben Nee, en Ja kunnen we krijgen”, zei ik. We kregen Ja. Terug naar de glazen kast. “Mag ik die Olympus eens zien?” Tuurlijk! Alles deed het, er stonden zelfs foto’s in, in het kleine interne geheugen, want de geheugenkaart ontbrak. Ik bekeek de foto’s, die me niets zeiden, maar de laatste foto zei me álles! Dat was een foto van mijn visitekaartje die ik ooit voor deze gelegenheid had gemaakt, zodat iedereen die de camera vond hem aan mij kon terugbezorgen. “Maar dit is mijn camera!”, schreeuwde ik. Dus ik begon een boel theater, omstanders kwamen er bij, de hele boel op stelten. “Hij is van mij gestolen, en ik neem hem nú mee”. Matthieu toomde me in en zei dat ik nu even goed naar hem moest luisteren: Die man had ook geld voor die camera betaald en ik kon hem niet zomaar meenemen. We moesten praten. Dat deden we – ik kon via mijn bankpasje laten zien dat ik dezelfde naam had, want m’n kaartje had ik net niet bij me. Dus dat geloofden ze. Uiteindelijk betaalde ik 100 U$ en ik kreeg er een nieuwe geheugenkaart bij. En zo kon ik weer aan de slag met filmpjes maken voor Peter Chappell en Harry van der Zee.
Vol verwondering liepen Matthieu en ik weer naar huis. “Geloof je in God?”, vroeg Matthieu. “Ja, maar niet omdat ik die camera terugheb. Dit soort dingen gebeurd me regelmatig als ik van huis ben. Maar ik weet nu dat ik op de golf zit. Eens kijken waar die naar toe gaat!”
-
26 Juni 2010 - 19:27
Joelle Anton Maxim:
En nu foto's laten zien!!!
Werk je niet met een aantal kleinere geheugen kaartjes. Eens vol kan je die goed in je koffer/tas bewaren. Camera gestolen? Heb je nog steeds jou foto's.
Groetjes!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley